Geert Gratama (1958) illustreerde een aantal van mijn boeken, zoals Professor Prank en de serie over Bureau SPEURNEUS. Zijn tekeningen maken me vrolijk. En ze kloppen altijd. Hoe heeft hij dat geleerd? Wat inspireert hem? En heeft hij wel eens iemand gebruikt voor een boek?
Astronaut. Toen ik tien was vlogen er voor het eerst mensen naar de maan. Dat wou ik ook. Totdat ik las dat een astronaut niet langer mocht zijn dan 1 meter 80. Ik was op mijn tiende al te lang! Dan maar profvoetballer, dacht ik toen. Maar dat is ook mislukt.
Ik tekende altijd. Op ieder stuk papier dat ik te pakken kon krijgen, en met alles waar je mee kon tekenen. In die tijd was dat meestal met een ballpen op een kladblok. En ik tekende dus vooral astronauten en voetballers.
De zevensprong van Tonke Dragt. Op mijn verjaardag gekregen van mijn grootmoeder. Ik heb het tien keer achter elkaar gelezen. Ik vond de mensen in dat boek allemaal zo bijzonder. Ik wilde bij ze blijven.
De Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Vijf jaar lang alleen maar getekend en geschilderd. Portretten, landschappen, stillevens. En één keer in de week naar Artis, om dieren na te tekenen. Dat was de leukste les natuurlijk.
Er zijn heel veel goede illustratoren. In Nederland alleen al zou ik er twintig kunnen noemen. Misschien nog meer. Af en toe steek ik er iets van op, soms geniet ik er alleen maar van. Als ik nou toch een naam moet noemen: in de vorige eeuw was Mary Blair een beroemde Amerikaanse tekenares. Die maakte zulke prachtige kleurencombinaties dat het leek alsof ze extra kleuren had uitgevonden, die er daarvoor nog niet waren.
Ik tekende altijd in een garage, maar ik ben net verhuisd. Ik heb nu een echte kamer. Het is nog een beetje kaal, maar dat is over een paar maanden vast heel anders.
Ik heb een verzameling viltstiften en tekenpennen, en ik gebruik ze allemaal. Voor heel dunne lijntjes gebruik ik de Pilot V-ball, voor dikke lijnen de Pentel Sign Pen. En voor andere effecten gebruik ik weer andere pennetjes. Daarnaast stempel ik graag met schuursponsjes, proppen papier en alles wat je maar in inkt kunt dopen. En met een computer kun je ook heel leuk kliederen.
Eerst lees ik het manuscript als “lezer”. Dan denk ik nog even niet aan de tekeningen.
Daarna lees ik het nog eens, en onderstreep ik alle stukken waarin mensen, dingen en plaatsen worden beschreven. Daar moet ik aan houden. Als er staat dat iemand een muts met stippen draagt, moet ik dat ook zo tekenen.
Ik heb het boek nu twee keer gelezen, en nu is het tijd voor een plan. Hoeveel tekeningen zijn er nodig? Wat mag ik laten zien, en wat niet? Bijna alle lezers bekijken alle tekeningen voordat ze gaan lezen. (Deed ik vroeger wel.) De tekeningen moeten dus laten zien dat het een spannend verhaal is maar je mag niet verklappen hoe het afloopt.
Daarna lees ik het boek voor een derde keer, en maak ik kleine schetsjes in de kantlijn. Dan weet ik waar ik ga tekenen en wat er ongeveer op de tekening staat. Intussen moet ik ook nog bedenken hoe iedereen er uitziet.
Dit zijn belangrijke vragen. Voordat ik aan een opdracht begin stel ik mezelf de vraag: Hoe zorg ik ervoor dat ik hier heel veel plezier aan ga beleven? Pas als ik dat weet, begin ik ermee. Probeer het maar eens. Het werkt. Niet alleen bij tekenen.
Als je uit je hoofd tekent ga je na verloop van tijd steeds hetzelfde tekenen. Je moet goed om je heen kijken om je te laten verrassen en om op nieuwe ideeën te komen. Toen er nog geen Google-afbeeldingen was zat ik uren in de bibliotheek om plaatjes te bekijken van kathedralen, grasmaaimachines, laboratoria, oude auto’s…
Maar als ik een plaatje heb gevonden van iets dat ik moet tekenen teken ik het niet klakkeloos na. Dan begint het feest pas. Dan krijgt zo’n oude auto opeens supergrote wielen. Of juist piepkleine…
Ik kan niet zonder muziek. Maar als ik teken mag er niet gezongen worden. Dan ga ik naar de tekst luisteren, en dat leidt af. Daarom luister ik veel naar klassieke muziek. Behalve als mijn vrouw naast me zit te werken, want die heeft een hekel aan klassieke muziek.
Dat weet ik niet. Ik werk meestal aan meerdere dingen tegelijk.
Ik drink veel te veel koffie.
De kleur die tussen groen en blauw in zit. Turquoise noemen ze dat. Of zeegroen. Ik ga ook heel graag naar de Middellandse Zee.
Ik heb altijd veel gelezen. Op dit moment heb ik het heel druk met het lezen van verhalen waar ik bij moet tekenen. Ik kom nu even niet toe aan een boek dat al af is. Maar er ligt al een stapel klaar.
Dat is Vorst Mysjkin, uit een boek van Dostojevki. Begin daar maar aan als je een jaar of twintig bent. Vroeger was dat Batman. Die droeg toen nog een blauw pak. Dat vond ik prachtig. Het pak dat hij tegenwoordig draagt lijkt me veel te warm.
Op mijn website staat een foto van mij en mijn hond. De hond heet Smoek. Het was de liefste hond van de hele wereld. Hij is in november 2023 doodgegaan. Hij was heel oud. Ik mis hem nog iedere dag, en ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om een andere foto op mijn website te zetten.
Oplettende lezertjes hebben al gezien dat Smoek een klein rolletje speelt in Het eilandmysterie van Jozua Douglas. Daar is hij de hond van mevrouw Vogelpoel.
Muziek maken, schaatsen, sterrenkijken, een museum bekijken, klussen, televisiekijken…
Neem jezelf niet al te serieus en wees een beetje lief voor elkaar.