In Het monsterbonsterbulderboek tovert Bruno zijn ouders tot monsters. Maar het leven met maffe monsterouders is toch niet zo leuk als hij dacht. Ze maken te veel lawaai en veel te veel rommel. Lukt het Bruno zijn ouders weer terug te toveren?
Bruno houdt van stampen en bonken. Van razen en ronken. Van rollen en loeien. Van smakken en slurpen en vreten en knoeien.
‘Stop met dat lawaai!’ roept pap.
‘Doe eens niet zo vies!’ roept mam.
‘Maak toch geen rommel!’
‘Je bent een monster!’
‘Ik wou dat jullie ook monsters waren,’ zegt Bruno. ‘Dan konden we fijn spelen.’